De behandeling berust momenteel grotendeels op het gebruik van medicatie, anti-epileptica genoemd. Deze genezen de epilepsie niet, ze onderdrukken de aanvallen.
De medicatie moet regelmatig ingenomen worden, meestal meermaals per dag, en dit vaak voor een jarenlange periode. Wanneer men de medicatie vroegtijdig stopt, bestaat er een grotere kans op een terugkeer van de aanvallen.
Hoe die medicijnen juist werken is nog niet bekend. Om aanvallen te kunnen tegengaan moet het lichaam beschikken over een kleine voorraad medicatie in het bloed, de bloedspiegel genaamd. De lever breekt deze medicatie vrij snel af, zodat het nodig is deze regelmatig in te nemen om die voorraad op peil te houden.
Alle anti-epileptica hebben bijwerkingen, die niet alleen kunnen optreden bij een overdosering, maar ook bij een geringe dosis kan de persoon last ondervinden omdat hij overgevoelig is voor het middel.
De keuze van het anti-epilepticum wordt in de eerste plaats bepaald door het type aanval en het soort epilepsie, maar is heel individueel d.w.z. dat het soms moeilijk is voor een bepaald persoon het juist medicament te vinden, in de juiste dosering en zonder veel bijwerkingen maar met toch bevredigende resultaten wat betreft het onderdrukken van de aanvallen.
Niemand reageert op dezelfde manier op dezelfde medicatie/dosering!
Neurochirurgie - zoals het verwijderen van de epileptische haard - of hersenstimulatie (nervus vagus stimulatie of deep-brain stimulatie) gebeurt bij personen die niet reageren op andere therapieën. Dit gebeurt enkel onder bepaalde voorwaarden en na een reeks grondige testen en onderzoeken.
Voor kinderen met een moeilijk behandelbare epilepsie kan een ketogeen dieet ook een mogelijke behandeling zijn.